Een vraag is de ontsteking die de computer, het brein, in beweging zet en laat draaien. ‘Zoek een antwoord’ is de opdracht. De motor is het denkproces. Gedachte na gedachte. Tijdens ons onderzoek bleek dat veel vragen de bron vormen van een gedachteproces dat leidt tot piekeren, malen, stress, verlegenheid, veel soorten angsten, zorgen maken, alles met de restrictie dat daar gedachten bij moeten komen en dat gebeurt in veel gevallen.
De niet herkende fantasiegedachten en overtuigingen, die na een niet te beantwoorden vraag opkomen, zorgen ervoor dat het in beweging gezette brein doordraait. Elke vraag die erbij wordt gesteld zorgt weer voor een nieuwe ontsteking.
Het denkproces gaat door, als er een niet te beantwoorden vraag wordt gesteld. Het brein doet wat gevraagd wordt, het zoekt naar het antwoord op een vraag. Ook al is dat niet te vinden.
Er zijn gedachten die opkomen en er zijn gedachten die je zelf bedenkt. Gedachten die opkomen zijn bijvoorbeeld herinneringen. Ook herinneringen waar je niet aan wilt denken. Dat kan getriggerd worden door iets wat je ziet, hoort, ruikt of voelt, maar het kan ook spontaan gebeuren. Zonder dat je een link ziet. Naast herinneringen kan er van alles opkomen. Ideeën, oplossingen, feitenkennis, enz.
Bij de gedachten die je zelf creëert kun je denken aan het gewoon praten in je hoofd. Zal ik links afgaan of rechts? Uit het brein kan er dan informatie komen die de keuze kan vergemakkelijken. De stem neemt het besluit.
Daarmee werd de relatie van de stem en brein meer zichtbaar. Maar ook hoe de stem kan lijden door de input van het brein. Duidelijk werd dat de stem en het brein elkaar kunnen versterken, maar ook kunnen slopen. Door bijvoorbeeld angsten die de stem ervaart, door wanhoop, onzekerheid, schuldgevoel en al die andere sloopgevoelens. Allemaal aanwijzingen dat de relatie tussen de stem en het brein uit evenwicht is.
De intelligentie en de keuzes zitten dus in de stem in ons hoofd. Het is die stem waar we mee denken die het bewustzijn ervaart, het leed ervaart en een groot deel van onze belevingswereld vormt. Daar kunnen beelden bijkomen, een gevoel, maar het zijn de woorden die de vorm geven. Zoals het woord verschrikkelijk bij iets wat je hebt gezien of gehoord. Zo komt het in het geheugen en zo kan het terugkomen.
Met de stem in je hoofd het brein leren wat die wel en niet kan weten krijg je de mogelijkheid om je brein beter te gebruiken. Dit kan met het besef van het speelveld van ons denken. Dat besef geeft de belangrijkste verandering en verbetering.
Hierbij komt ook het ‘ik’ in beeld. Wie of wat stelt bijvoorbeeld een vraag? Dat is de stem waar we mee denken.
Het brein is dan de computer. Die kan geen antwoord vinden als de vraag over de toekomst gaat, over wat een ander denkt of voelt en over oneindigheid. Dat is de begrenzing die wij hebben. Dat is de begrenzing van het speelveld van ons denken.
Het brein leren binnen het speelveld te denken geeft mogelijkheden om meer invloed te krijgen op onze belevingswereld. Het geeft nieuwe mogelijkheden om evenwicht te vinden, creatiever te denken, om gelukkiger te zijn. Dat is het nieuwe denken ofwel het bijgestelde denken.